Technische specificaties:
Artikelnummer
6700-1385-905 (zonder insteekstift of slangstel, maar met overloopbeveiliging)
Manometer
Laag vacuüm, 0-6kPa/0-65cmH2O
Flow capaciteit
0-40 l/min
Manometer nauwkeurigheid
± 3cmH2O
Modes
I (ON), O (OFF)
Norm
Voldoet aan ISO 10079.3 2014
Positieve druk beveiliging
Aanwezig. Een beveiliging die voorkomt dat er positieve druk bij de patiënt kan komen.
Negatieve druk beveiliging
Aanwezig. Deze beveiliging voorkomt dat er hogere krachten dan wenselijk bij de patiënt terecht kunnen komen. Komt in werking bij ±5,4kPa/55cmH2O.
Uitvoeringen
Wordt standaard geleverd met een steriliseerbare overloopbeveiliging. Kan besteld worden met een insteekstift of slide voor een DIN, Medec, AGA, Parkodex of Phortman wandafnamepunt vacuüm (andere aansluitingen op aanvraag). Deze aansluitingen zijn beschikbaar als een rechtstreekse aansluiting of in de vorm van een vacuüm slangstel, uiteraard op maat geassembleerd.
Thorax drainage is een verhaal apart: De volstrekt unieke Ohio regelaar heeft een aantal eigenschappen in zich waardoor de complexiteit van Thoraxdrainage aanzienlijk vereenvoudigd en de effectiviteit aanzienlijk verhoogd wordt. Tevens kan men hierdoor veel kosten op deze speciale en complexe zuigapplicatie besparen. De Thoraxregelaar kan voorzien worden van een overloopbeveiliging.
De zuigkracht van het thorax vacuüm-reduceer-ventiel wordt geregeld en gecontroleerd door een extra groot membraan. Hierdoor kan men in het lage zuiggebied van thorax drainage, meestal rond de 20-25 cmH2O, nauwkeurig het vacuümniveau instellen in goed instelbare stappen en heeft men een zeer grote flowcapaciteit tot zijn beschikking. Het is over het algemeen niet meer noodzakelijk om meerdere dure thorax opvang-systemen tegelijk aan te sluiten. Deze membraan-techniek zorgt voor compensatie in vacuüm-fluctuaties. Deze fluctuaties kunnen hun oorsprong hebben in het wandsysteem, maar ook in luchtlekkages bj de thorax drain.
Naast dit membraan heeft de Ohio thorax regelaar twee extra, zeer belangrijke veiligheden:
- Een aanzuigventiel dat bij 55 cmH2O open gaat
- Een tweede ventiel dat ervoor zorgt dat als er door uitval van het vacuumnetwerk of onvoldoende flowcapaciteit een positive druk in het systeem zou kunnen worden opgebouwd. Deze wordt geventileerd bij ±2 cmH2O.
Dankzij deze unieke eigenschappen en veiligheden is het verantwoord en zinvol om geen gebruik meer te maken van de zgn. natte ‘drie-kamer’-thorax opvangsystemen. Dit bespaart aanzienlijk op kosten. De ‘watermanometer’ wordt namelijk overbodig. Dit biedt de volgende voordelen:
- Geen luidruchtig geborrel meer. Daardoor geen noodzaak voor terugdraaien van de ingestelde vacuumkracht om tot een acceptabel geluidsniveau te komen en daarmee tegelijkertijd de hoeveelheid zuigflow te beperken;
- Geen noodzaak meer tot meerdere opvangpotten tegelijk bij dezelfde patient;
- Geen discussie meer over hoe de vacuumkracht-instelling veranderd moet worden;
- Minder contaminatie-risico;
- Geen geknoei meer met water om de watermanometer bij te vullen als gevolg van verdamping;
- Niet meer de buis omhoog of omlaag bij veranderde zuigkrachtinstelling. Dankzij de afwezigheid van deze watermanometer bent u niet meer beperkt tot maximale zuigkracht-instellingen van bijv. 25 cmH2O, maar kunt u, wanneer dat wenselijk is, naar hogere waarden;
- U kunt nu gebruik maken van ’twee-kamer’-thorax opvangsystemen die bestaan uit een ‘waterslot of waterseal’ en een gescheiden opvangsysteem voor opgevangen pleura-vocht;
- U behoudt de indicatie dat er actief gezogen wordt;
- U behoudt de aanduiding dat er nog lucht uit de thorax komt;
- U behoudt een correcte aflezing over de hoeveelheid afgezogen vocht.